Ruimte voor Hobbyboeren

Door Aukje Schol op 10 april 2019

Dank u wel voorzitter,

Allereerst een compliment aan de heer van der Wielen. De fractie van de PvdA staat in beginsel positief tegenover dit voorstel. Weidedieren horen bij de eilander cultuur en dragen bij aan de landschappelijke kwaliteit van Terschelling. In het besluit houders van dieren uit 2018 staat letterlijk: 

Een dier wordt, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming geboden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren.

Het hangt vervolgens van de diersoort af of een overdekte schuilgelegenheid verplicht is. In veruit de meeste gevallen is dit echter niet zo. (Wel voor ezels, geiten, wallaby’s en varkens) In de nota gemeentelijke aanbevelingen dierenwelzijnsbeleid uit 2018 van de dierenbescherming wordt dit echter wel aanbevolen. 

We moeten er echter wel voor zorgen dat het beheersbaar blijft. Verrommeling van het poldergebied en schuilgelegenheden die voor opslag voor van alles en nog wat worden gebruikt moeten wij niet alleen voorkomen, maar ook tegengaan. Percelen die vol staan met kuilbalen, hokjes en overige zake  zijn geen zeldzaamheid. In het Éilandakkoord staat dat er specifieke aandacht gevraagd wordt voor de verrommeling van de polder en dorpsgebieden. Daarom, voorzitter, hebben wij nog wel een elftal vragen en kanttekeningen bij dit voorstel. 

Voor ik mijn betoog afsteek het volgende:

In het gemeenteblad worden de termen ‘schuilstal’ en ‘schuilgelegenheid’ door elkaar gebruikt. Onze voorkeur gaat uit naar het woord ‘schuilgelegenheid’. Het woord schuilstal roept wellicht de associatie op van een aan alle kanten gesloten bouwwerk met deur terwijl een schuilgelegenheid ook een halfopen overkapping of afdak kan zijn. 

Ten eerste: Er zou een vijftiental gegadigden zijn voor een schuilgelegenheid. Maar hoeveel hobbyboeren zijn er eigenlijk op Terschelling? Is daar een inventarisatie van? Met andere woorden: hoe groot is nu eigenlijk het probleem dat we hier gaan oplossen?

Als tweede de vraag welke criteria er zijn gehanteerd bij het aanwijzen van de zoekgebieden. Bij het vorige onderwerp is ook al gesproken over zichtlijnen. Het moge duidelijk zijn dat wat daar geldt ook hier geldt: open structuren dienen open te blijven. 

Vraag drie: de schuilgelegenheden zelf. De maximale hoogte is drie meter, zo staat er in het voorstel. We begrijpen dat dit voor een paard noodzakelijk is, maar bijvoorbeeld een geit heeft dit niet nodig. Het lijkt ons dan ook goed om de maximale bouwhoogte afhankelijk te maken van de diersoort waar de schuilgelegenheid voor bedoeld is. Je krijgt hoe dan ook te maken met maatwerk per aanvraag. Hoe ziet de initiatiefnemer dit?

Ten vierde lijkt ons het maximale vloeroppervlak van 30m2 erg groot toe. Dan ook de vraag hoe er tot deze afmeting gekomen is. Dit staat weliswaar letterlijk zo in artikel 1.8 van de verordening Romte, maar dat betekent natuurlijk niet dat wij niet voor een kleiner maximaal vloeroppervlak kunnen kiezen. 

Vraag vijf: Wordt er ook een beeldkwaliteitsplan voor de schuilgelegenheden gemaakt? Een min of meer uniform uiterlijk zorgt voor een rustiger geheel. Een schuilgelegenheid die tenminste aan één of beide kanten open is geniet bij ons verreweg de voorkeur.  

En in het kielzog van de vorige vraag, vraag zes: Worden er ook eisen gesteld aan materiaalgebruik? 

Dan vraag zeven: Hoe wordt er gedacht over de mogelijkheid van demontabele schuilgelegenheden? Een schapenhouder heeft bijvoorbeeld alleen in de lammertijd een overdekte ruimte nodig, en ook voor andere weidedieren geldt dat niet het hele jaar rond een schuilstal noodzakelijk is.  Hoe mooi zou het zijn als de schuilgelegenheid buiten die periode gewoon ingeklapt en opgeslagen kan worden. 

Vraag acht: de vraag of er een bouwvlak wordt aangewezen of dat plaatsing naar eigen inzicht mag. De voorwaarden, genoemd in het gemeenteblad, maken dat niet geheel duidelijk. 

Ten negende: Bij het overlijden of verkoop van het weidedier dat de schuilgelegenheid betrekt dient de gelegenheid verwijderd te worden. Hier kunnen we het uiteraard alleen maar mee eens zijn. Wat er echter niet bij staat is op welke termijn dat dient te gebeuren. Een maand? Een week? Het lijkt ons van groot belang om hier geen grijs gebied in te creëren, anders heb je alsnog een glijdende schaal. En van glijdende schalen komen scherven. 

Vraag tien: Een ontheffing, die jaarlijks verlengd dient te worden is onzes inziens veel beter te controleren dan een vergunning. Is dit juridisch mogelijk? 

Vraag elf: de laatste, èn belangrijkste vraag. De uitwerking van een plan als dit valt of staat met drie dingen: Handhaving, handhaving en handhaving. Is er al over nagedacht hoe deze vorm gaat krijgen? 

Al met al nog aardig wat vragen en opmerkingen, voorzitter. Toch wil ik nogmaals benadrukken dat we positief tegenover dit voorstel staan. We realiseren ons ook terdege dat de beleidsregels zelf nog geschreven moeten worden. Hoe dan ook: met dit onderwerp kan niet zorgvuldig genoeg omgesprongen worden. 

Tot zover, voorzitter. 

Waar ben je naar op zoek?