Voor de fractie van de Partij van de Arbeid is deze vraag om advies van het College vrij simpel.
Wij gaan ons niet uitlaten over de inhoudelijke vraag of het een wenselijke ontwikkeling is, om hier een vergunning te verlenen voor een vastomlijnd assortiment. Daar hebben wij al eerder onze mening over gegeven.
En de vraag die nu voorligt is niet van dien aard.
De vraag die voorligt is:
Heeft het College een verwachting geschept met de toezegging in de brief van 16-12-16, die ondanks een tot 2 maal toe verkeerd ingediende aanvraag, die gestalte moet worden gedaan?
Of is deze toezegging ingehaald door de tijd en veranderde beleidsregels?
Het zal vast juridisch waar kunnen zijn dat je deze aanvraag moet behandelen naar de beleidsregels van nu, maar wij vinden principieel dat wanneer het College een dergelijke toezegging op schrift heeft gedaan, deze ook opgevolgd moet worden met het verlenen van een vergunning. Maar alleen wanneer deze aanvraag precies voldoet aan de in de brief van 16-12-16 gestelde voorwaarden.
Komt er nu weer een verkeerde aanvraag binnen, dan kan de toezegging, ook weer schriftelijk, worden ingetrokken. Die verantwoordelijkheid ligt echt bij de aanvrager.
Wij vinden dat het gewekte vertrouwen en de schriftelijk gedane toezeggingen aan de aanvrager, zo zwaar zijn dat dit raakt aan behoorlijk bestuur en dus het vertrouwensbeginsel.
Wij willen hier nog aan toe voegen, dat wij het goed vinden dat het College om advies vraagt aan de raadscommissie.
Dit is immers precies waar om gevraagd is, tijdens het debat over de kruimelregeling, begin 2018.